Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for the ‘zorg’ Category

Zand erover

 

Om te beginnen dit: ik mag natuurlijk niet klagen, en dat zal ik ook niet doen. Het is mijn werk om er voor mijn cliënten te zijn en ik doe het met liefde. Maar dat neemt niet weg dat ook de liefde vermoeidheid kent. Bij sommigen gaat, zodra ik binnenkom, de klep om te zeuren open en niet weer dicht voordat ik de deur uit ben. Of ik kan me een half uur lang als een Assepoester rond laten commanderen, met een vanzelfsprekendheid waar ik niet van terug heb. Het geschal en geschetter van een narcistische loftrompet verduren hoort er ook bij. Eén uur en vijftig minuten lang een stortvloed van verbale agressie (niet persoonlijk bedoeld) absorberen: it’s all in a day’s work bij de thuiszorg.

Als ik na vijf, zes uur werken thuiskom, voel ik me soms net een emmer, een deurmat, of een dweil. Maar daar wil ik het hier niet over hebben. Genoeg hierover. Het kan ook heel anders.

Vandaag was ik vrij, maar ik checkte toch even snel het medewerkerportaal om te zien of mijn andere vrije dagen niet achter mijn rug dichtslibden met werkroosters. Er zijn veel zieken. Zo kwam het dat ik het berichtje las over de dood van meneer S., die vannacht thuis is overleden. Volgens goed joods gebruik was vanmiddag de lewaje (begrafenis). Ik kon, dus ik ging. Zo zag ik hoe het lichaam van een mens, die ik eergisteren ’s morgens nog in de kleren had geholpen, in een mum van tijd  terugkeerde  naar de aarde waaruit wij allen voortgekomen zijn. Een kiezelsteentje op de zandhoop en weer naar huis.

In de korte toespraak die aan de teraardebestelling voorafging, vertelde de leider van de uitvaart, dat het vandaag één van die feestelijke momenten in het joodse jaar was, waarop treuren eigenlijk verboden is. Er zouden daarom geen hespediem (rouwredes) worden gehouden en ook zouden enkele van de gebruikelijke gebeden worden geschrapt. “Niet om af te doen aan de verdiensten van de overledene, maar omdat op Rosj Chodesj (de eerste van de maand) de poorten van de hoogste hemel toch al openstaan.” Nu de zon ondergaat voel ik me vrij om toch iets te zeggen over de man die we vandaag uitgeleide hebben gedaan uit het land der levenden.

Toen ik hem voor het eerst zag, had hij al een hele reeks schermutselingen met de dood achter de rug. Hoewel lichamelijk ernstig verzwakt, maakte hij op mij een wonderlijk levenskrachtige indruk. Die eerste avond kon ik niet veel voor hem doen, want de dagzorg had hem al naar bed gebracht. Wat ik wel deed, was nog een uurtje bij hem blijven, tot zijn dochter kwam. In dat uur heeft hij me een stuk van zijn levensverhaal toevertrouwd en mij daarmee een zeldzaam gevoel van intimiteit gegeven. De volgende keer dat ik kwam, wist hij zowaar mijn naam nog en vond hij dat het zijn beurt was om mij te bevragen.

Ik vertelde hem over mijn weg naar opname in het Jodendom en kon vanaf dat moment op zijn steunende belangstelling rekenen, ook al was hij zelf ‘orthodox‘ en ik niet alleen een bekeerlinge, maar ook nog eens bij een meer-dan-liberale club. “Nog vele jaren Pesach,” wenste hij me een paar weken geleden nog, terwijl hij liet merken dat hij twijfelde of wij elkaar nog terug zouden zien. Niet alleen op godsdienstig vlak toonde hij mij respect, ook als vrouw voelde ik mij door hem gezien. Al was hij een eind in de tachtig, hij maakte nog graag een ondeugende opmerking, maar altijd leuk en charmant. Zelfs op het allerlaatst, toen hij knorriger en ongeduldiger werd, kostte het mij geen enkele moeite de gentleman in hem te blijven zien.

Zo zal ik me hem dan ook herinneren.

Read Full Post »

Terwijl ik mijn nachtmerrie over de zorg langzaam maar (wat God verhoede!) zeker waarheid zie worden, schrok ik alsnog van het verhaal over iGod in NRC van 11 maart jongstleden. Natuurlijk heb ook ik niets te verbergen en ben ik misschien wel het braafste meisje van de klas. Toch ga ik me ongemakkelijk voelen van dat Alziende Oog overal om mij heen. Steeds angstvalliger houd ik mijn eigen activiteit op het internet in de gaten. Hoe houd ik mijn gezicht in de plooi, oog in oog met Iets dat mijn gedachten leest, nog voordat ikzelf er inzage in heb gehad?

Steeds vaker bekruipt mij de volgende angst: wat zijn op den duur de gevolgen, als het mij lukt om Big Data voor mijn persoontje zo klein mogelijk te houden? Waar ben ik nog, als op een zeker moment ook alles wat ik niet doe mij zal worden aangerekend? Dat is immers de uiterste consequentie van een concept als de social citizen score, waarmee in China al druk geëxperimenteerd wordt? Ik word er alvast een beetje claustrofobisch van.

Wat ik niettemin fascinerend vind, is hoe God in dit verhaal terecht is gekomen. Misschien heeft zij (Nog een interessante vraag: is uit politiek correcte overwegingen voor dit gender gekozen?) zich losgemaakt van de wand van een katholieke kinderkamer. Of heeft zij de Almachtige Schepper des hemels en der aarde uit de christelijke geloofsbelijdenis als rolmodel gekozen? Maar kom, ik ga u en mijzelf niet vermoeien met gespit en gegraaf in dikke lagen theologisch stof. De Eeuwig Levende groeit daar vanzelf bovenuit, net als de krokussen op de rotonde bij mij om de hoek.

Vandaag kwam ik Hem tegen in een midrasj over de schepping van de wereld, te vinden in Beresjiet Rabba 12:15:

Er is een verhaal over een koning, die bekers had laten maken van zeer fijn glas. De koning zei: „Als ik er heet water in doe, dan zetten ze uit en barsten ze. Doe ik er koud water in, dan krimpen ze en breken ze ook.” Wat deed hij toen? De koning mengde heet en koud water, goot dat in de glazen bekers en ze bleven heel.

Evenzo, toen Hij het plan opvatte om de wereld te scheppen, zei de Heilige-gezegend-zij-Hij: „Als ik de wereld maak met rachamiem (=barmhartigheid) alleen, dan wordt het kwaad te groot; als ik haar maak met alleen maar din (=rechtvaardigheid), hoe lang houdt die wereld het dan uit? Daarom zal ik de wereld maken met din én met rachamiem, zodat zij lang zal blijven bestaan.

Kijk, als iGod er ook zo uit zag, dan kreeg ik het nu niet zo benauwd. Van Psalm 139: „u doorziet van verre mijn gedachten” krijg ik die kriebels namelijk niet. Maar ja, wij zijn bezig in de handen van mensen te vallen. Wanneer wij in ons streven naar veiligheid, doelmatigheid en eerlijkheid Big Brother Data in de arm nemen, dan lijkt dat misschien rechtvaardig (al is ook daar op af te dingen), maar erg barmhartig is het niet. Of houdt iGod er ook een Jom Kipoer op na? Eens per jaar worden al onze data gewist en beginnen we met een frisse social citizen score, misschien zelfs met frisse criteria. O ja, en laat hij er dan meteen maar een iTora bij doen, zodat je weet waar je aan toe bent.

Read Full Post »

03122016a

Vroeger was ik heel bescheiden: telkens wanneer ik de uitdrukking “de brutalen hebben de halve wereld” hoorde, vulde ik die geruststellend aan met “goed, maar dan blijft de mooiste helft voor ons over”. Met de jaren ben ik zelf wat brutaler geworden en kwam ik erachter dat die andere helft ook z’n charme heeft. Gisteravond nog bracht m’n chotspe me een moment dat ik voor geen goud had willen missen.

Al dagen liep ik met een verstopte neus en een keelontsteking rond, of liever: ik lag ermee onder een deken. Daar kwam ik alleen nog onder vandaan om een crematie bij te wonen of om mijn werk te doen. Dat kan nog net, als je nauwelijks kunt praten, maar je nog wel van het ene huis naar het andere kunt slepen. Voor zover ze geen doodsangsten uitstonden vanwege de wolk van bacillen die zij zich rondom mijn hoofd voorstelden, was het lekker rustig voor de mensen. En soms nog grappig ook, om met gebarentaal te moeten communiceren.

Tegen tienen stapte ik bij mijn laatste cliënt de kamer binnen. Mevrouw is stokdoof en zit meestal tegenover de tevee te dommelen. Dit keer kon ik haar niet wakker roepen, dus schudde ik zachtjes aan haar schouder. Blijde schrik, zoals altijd. “Even m’n gehoorapparaatjes indoen,” riep zij, en toen wist ik dat ik het niet kon maken om haar het gebruikelijke praatje te onthouden. Nadat ik haar steunkousen had uitgedaan, begonnen we over de gebruikelijke ditjes en datjes. “Wil je misschien iets drinken?” vroeg zij tussendoor en keek me vragend aan. Ik keek vragend terug, wachtend op de opsomming van wat ze mij kon aanbieden. Toen die niet kwam, vroeg ik zomaar opeens: “Heeft u cognac in huis?”

Cognac tegen verkoudheid en griep! Met heet water en een beetje suiker. Ik moest het zelf maar klaarmaken, want mevrouw is niet meer zo mobiel. Ooh, wat was dat lekker! Terwijl ik genoot van de warme gloed, die zich vanuit mijn maag naar al mijn poriën verplaatste, vertelde mevrouw over een vriend, die op wonderbare wijze genezen was van slokdarmkanker. Ook door cognac? Nee, twintig chemo’s en nog een stuk of wat bestralingen. Maar nu is hij er dan ook helemaal van af. Alleen, hij mag geen cognac meer drinken. Ach! Ik hief mijn mok op de gezondheid van die vriend en sneed een ander onderwerp aan: lezen.

Mevrouw was net jarig geweest en had weer een aantal boeken gekregen. Ze leest graag en veel, dat is een zegen als je lichamelijk niet meer zo makkelijk van je plek komt. Wij bleken één gemeenschappelijke interesse te hebben: biografieën. Verder wijken we nogal van elkaar af. Of zij wel eens gedichten las, vroeg ik luid, want inmiddels weer aardig bij stem. Nee, dat deed zij eigenlijk bijna nooit. Hier had het gesprek (tijdelijk) dood kunnen lopen, maar ik had nog een brutale vraag achter de hand. “Heeft u dan ook geen lievelingsgedicht?” Ja, dat had ze toevallig wel en voor ik het wist stond zij op, waarbij haar knieën knarsten als kiezels die barsten onder een traag draaiend karrenwiel.

Ze kwam terug met een bruine map, waaruit zij twee vergeelde en verfomfaaide krantenknipseltjes tevoorschijn haalde, die ze voor mij op tafel legde. “Die had ik ooit eens uitgeknipt, omdat ik dacht: dat zou mooi zijn om op mijn begrafenis te laten lezen.” Hopelijk zullen de mensen die om haar begaan zijn dat ook doen. Ik mocht nu al:

 

03122016b

Read Full Post »

Geregelde vrijheid

05112016

“Ah, da is das tahlenwunder wehr!” roept de mevrouw vanuit haar fauteuil bij de televisie, wanneer ik binnenkom. Meteen zet zij het geluid zachter, dan kunnen wij tenminste praten. Terwijl ik haar “nachtklaar maak”, praten we beiden snel en druk over van alles en nog wat, Duits en Nederlands door elkaar. Zij is historica en geïnteresseerd in politiek en literatuur, ik breng mijn passie voor taal en poëzie in. We vinden elkaar het gemakkelijkst in een gedeelde liefde voor citaten. Haar favoriet: “Das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.” Van Goethe.

Een vriendin van mij, die van dezelfde generatie is als mijn mevrouw, gruwt van een dergelijke uitspraak. Zij is erg op haar autonomie en haar onafhankelijkheid gesteld. Met haar zat ik onlangs in mijn soeka en zo nu en dan probeerde ik haar iets uit te leggen over de regels en rituelen, het ritme van feesten en vaste liturgische handelingen, die zo kenmerkend zijn voor het Jodendom. Telkens weer verbaasde zij zich erover dat ik die dingen niet als opgelegd bleek te ervaren. Het zou niets voor haar zijn.

Afgelopen week zat ik aan tafel met mijn rabbijn. We hadden het over seks voor het huwelijk. Metaforische seks: ik ben weliswaar verloofd, maar nog niet getrouwd met het Jodendom. In die zin is er veel dat pleit voor seks voor het huwelijk, maar evenveel dat je kan doen besluiten met sommige handelingen nog even te wachten. De minhagiem (gewoonten) helpen daarbij: het is goed dat ook de meest progressieve joodse gemeente haar best doet inclusief te zijn, zonder de exclusiviteit van het Jodendom te laten varen. Juist het feit dat we een volk zijn, met wetten en regels, geeft ons vrijheid in ons hoofd. Die ben je kwijt zodra een geloof de verbindende kracht wordt.

Mijn vriendin zoekt gemeenschap in geestverwantschap, ik vind haar in het zingen van dezelfde gebeden en het koesteren van dezelfde verhalen. Wat zich daarbij afspeelt in de hoofden van de mensen met wie ik dat doe, doet er niet toe. Je kunt als jood agnost of zelfs atheïst zijn en toch naar sjoel gaan. Ik ben heel blij met die enorme vrijheid en daarom ook met al die irrationele regels, die deze vrijheid waarborgen. Heerlijke paradox!

In mijn persoonlijke situatie op het werk (waarvan al iets in mijn berichten doorschemerde) lijkt dit principe zich ook voor te doen. Wij zijn in transitie, heet het, wij zijn bezig een zelfregulerend team te worden. Dingen die vijf jaar geleden nog goed geregeld waren, worden overboord gekieperd. De toekomstige kaders en richtlijnen zijn de financiële targets en onze verantwoordelijkheid daarvoor, verder moeten we alles zelf zien te regelen. Geeft dat ons vrijheid? Met het wegvallen van rust, reinheid en regelmaat neemt vooral de onderlinge onrust toe. Laat anderen voor zich spreken, maar ik merk bij mijzelf het volgende: hoe groter die onrust buiten mij, hoe onveiliger en hoe minder beweeglijk ik mij van binnen voel. Ik heb mijn vrijheid liever goed geregeld.

 

Read Full Post »

Zorglandschap

02112016a

Eigenlijk zou ik morgen op mijn vrije middag naar een bijeenkomst moeten, waar mijn directeur ons gaat onderhouden over de ontwikkelingen in het zorglandschap. Maar we zitten de laatste tijd – door zijn toedoen – een beetje krap in de bezetting, dus ik ga de wijk maar in, om steunkousen aan te trekken, ogen te druppelen, baxterzakjes leeg te schudden, pyjama’s aan te helpen trekken, etcetera. Wat had ik graag gezien hoe dat landschap van hem eruit ziet! Nu moet ik het doen met mijn eigen nederige kijk erop.

Als ik de praatjes hoor die op hoog niveau over ons werk worden gehouden, krijg ik vaak het idee dat wij in twee totaal verschillende werelden leven, van elkaar gescheiden door een wolkendek. Wij eronder, zij erboven. Dan moet dat zorglandschap er ongeveer uitzien als de foto hierboven, gemaakt vanuit een vliegtuigraampje. De allegorie is bijna volmaakt: ook in de werkelijkheid worden wij elkaar vrijwel uitsluitend door de wolken heen gewaar. Door de cloud, waarin zich een derde wereld vormt, door het samenklonteren van e-mails, overdrachtportalen en digitale dossiers.

Ik snap dan ook niet goed hoe men daarboven tot de veelgehoorde en nog vaker nagezegde conclusie is gekomen dat “de zorg steeds complexer wordt”. Hier beneden hebben oude mensen nog steeds twee billen, twee voeten met dikke enkels, ongeveer evenveel krakende gewrichten, wrakke hartkleppen en sleetse longen. En zijn daardoor simpelweg nog altijd even hulpbehoevend. De complexiteit, of de toename ervan, begint ergens in die wolken, vrees ik. Wat wij geacht worden over ons werk te registreren neemt al enige jaren gestaag toe. Daarbij is niet of nauwelijks sprake van een roep naar boven, wel van een steeds dwingender vraag naar onderen. In die zin wordt het ook voor ons allemaal zoetjes aan ingewikkelder.

Nu lijkt het er in mijn misschien wat simpele ogen op, dat men daarboven een heel eigen landschap bouwt, met brokjes informatie die wij op verzoek aanleveren. Om de metafoor nog even vol te houden: als wij willen dat het uit die wolken blijft regenen, moeten we ons braaf aanpassen aan wat die bovenwezens nodig hebben. Toegegeven, ik zie er niets van, maar ik begin te vermoeden dat het zorglandschap er even zonnig en glooiend uit ziet als de bovenkant van de wolken, maar groen en pas gemaaid. Als een golfterrein, waar de heren directeuren van zorgaanbieders en zorgverzekeraars (gewaardeerde partners!) een gedistingeerd spel spelen om lump sums.

Vooruit jongens, neem het ervan! Zolang wij de kruimels maar krijgen.

 

02112016b

Read Full Post »

15102016

 

Een paar dagen geleden stond ik met een boekje in mijn handen, dat ik had opgediept uit een kuubskist met daarin de bibliotheek van een onbekende overledene. Met de bedoeling het te kopen (voor 1 euro) liep ik de hele uitdragerij door met dat boekje in mijn hand, maar aan het eind van mijn rondgang legde ik het terug. Immers, “van vele boeken te maken is geen einde en veel lezen is vermoeiing des vlezes.” Achteraf heb ik er spijt van. Het droeg de intrigerende titel Het recht om pessimist te zijn en was geschreven door M.S.Arnoni. “De veertig jaar die verstreken zijn sedert mijn bevrijding uit een Nazi-concentratiekamp, hebben mij van een verstokt optimist tot een overtuigd pessimist gemaakt,” las ik nog net.

Na mijn eigen sombere bespiegelingen in het vorige bericht had ik wellicht behoefte de andere kant op te kijken. Recht in de open hemelpoort op Jom Kipoer, bijvoorbeeld. Maar, al is dat nog zo’n bijzondere ervaring, alles is altijd overal, ook de gelegenheid om pessimistisch te zijn. Misschien zelfs met recht. Mijn kans kwam met het bericht over de plannen van het kabinet om de euthanasiewetgeving te verruimen ten behoeve van mensen met een zogenaamd “voltooid leven”. Ik zag het op het journaal, terwijl ik mijn ronde deed langs mensen van wie ik regelmatig hoor dat ze er eigenlijk schoon genoeg van hebben, van het leven.

Langs het mismoedige hoofd van een vrouw van zevenennegentig heen keek ik in het vreugdeloze gezicht van een man, midden in de tachtig, die de voorgestelde wetswijziging aanprees als precies datgene waar hij al jaren op zat te wachten. Het klonk als een reclametekst, die hij zorgvuldig uit het hoofd had geleerd. Daarna verscheen er een jonge vrouw in beeld, die was gepromoveerd op deze kwestie. “Veel oudere mensen verliezen de verbinding met de anderen en met de maatschappij,” vertelde zij en vervolgens pleitte zij voor een ander antwoord hierop dan een pil-van-Drion. Welk antwoord, dat noemde zij niet, maar ze vond de plannen voor een bredere wettelijke basis voor euthanasie vanuit die optiek “een beetje schraal”.

Nu zie ik niet veel heil in allerlei door de overheid aangestuurde plannen om de gevoelens van eenzaamheid onder ouderen te bestrijden, maar het plan om voor hen een zachte dood als uitweg te faciliteren en daardoor aan te moedigen maakt van mij een overtuigd pessimist. Dat plan legt iets bloot, een afgrond, een gapende leegte, die we met al ons wanhopig produceren en consumeren nooit dicht zullen krijgen. Trouwens, ook niet door onszelf er dan maar in te gooien, oudjes eerst. Het maakt nog iets anders zichtbaar: hoezeer wij het leven zijn gaan zien als iets waarover wij kunnen beschikken. Wacht, er schiet me een dichtregel te binnen, (jarenlang bij me gehouden, als een pil):

hoe in dit uur ons aller hart genas
van hoogmoed om ’t vermeend bezit van ’t leven.

Dit komt uit het gedicht Begrafenis aan de Hardangerfjord van Bert Bakker.

Genezend lezen. Dat zou ook buiten de kerk moeten kunnen, lijkt me. Daadwerkelijk met onze ouderen leven helpt wellicht ook. Daar word je af en toe even mismoedig van als zijzelf, maar even vaak wonderbaarlijk optimistisch. Zo was ik laatst bij een bewust demente dame van in de negentig. Hoogopgeleid, dus een goed gesprek was nog mogelijk, maar haar geheugen was vrijwel geheel verdwenen. Omdat ik zag dat zij er op de een of andere manier mee wist te leven, durfde ik haar – met de nodige omzichtigheid – de volgende vraag te stellen: “Je hoort mensen wel eens zeggen dat zij liever dood zijn dan dat ze de kans lopen dement te worden. Wat vind u daarvan?” Ze lachte: “Onzin! De andere mensen vinden het een beetje raar als je dement bent, maar zolang je je daar niks van aantrekt, gaat alles goed.” De volgende dag hielp ik haar onder de douche. Dolle pret, voor ons allebei. “Wat hebben we heerlijk gespeeld, hè?” zei ze, toen ik haar hielp met aankleden.

Dit was natuurlijk heel brutaal van mij. Aan de andere kant: mijn ouderen confronteren mij ook regelmatig en tamelijk ongegeneerd met hun negatieve gevoelens over het laatste stukje leven. Wat mij opvalt, als ik rustig luister en hen de ruimte laat zich te uiten, is dat er altijd een moment komt, waarop zij mij verzekeren, dat er geen haar op hun hoofd is die erover denkt naar de Levenseindekliniek te stappen. Daarvan verwachten zij geen genezing.

 

Read Full Post »

Niet doen

06102016

*

Doen verlangt sterkere argumenten dan laten.

Dr.F.J.Meijman

Dit motto was een van de stellingen bij het proefschrift van mijn vroegere huisarts Frans Meijman. Ik denk dat hij het meende, want toen ik op een avond kwam met de boodschap dat wij onze kinderen liever niet het hele destijds gangbare aanbod aan inentingen wilden laten ondergaan, nam hij rustig de tijd en probeerde hij mij te helpen bij het maken van een verantwoorde en goed beargumenteerde keuze. Op het consultatiebureau ging dat anders. Daar lag de bewijslast als vanzelfsprekend bij degene die niet mee wilde doen aan elk door de overheid gesubsidieerd vaccinatieprogramma: “Heeft u daar grondige redenen voor?”

Dat was twintig jaar geleden of meer. Sindsdien loopt in het domein van de zorg de druk om mee te doen zachtjes maar onverbiddelijk op. Dat bleek de afgelopen weken, toen de Tweede Kamer een wetsvoorstel aannam, waarin geregeld wordt dat het afstaan van je organen na overlijden een vanzelfsprekendheid is en dat degene die zulks niet wil doen verplicht wordt dat zelf te gaan regelen. Uit het geroezemoes in de kranten achteraf kon men goed aflezen hoe daarmee de bewijslast verschuift. Voor je het weet heb je de dood van een ander op je geweten, of in ieder geval zelf geen recht meer op zorg.

Wat te denken van zorgverzekeraars, die gratis algehele check-ups aanbieden? Of van mijn werkgever, die alle vrouwelijke medewerkers tussen de 40 en 60 jaar – we nemen de overgang ruim – een brief stuurde met het aanbod gratis deel te nemen aan een vitality challenge? Kon je gemakkelijk thuis doen en je hoefde alleen maar een pc, laptop, tablet of smartphone te hebben. En een Facebook-account. Ik huiver, wanneer ik denk aan wat die beide instanties kunnen gaan doen met de data die ik hen daarbij ongemerkt toeschuif. Dat ga ik dus mooi niet doen! Mijn privéleven is van mij en van mij alleen.

Maar wacht even: hoe onschuldig ben ik nog als ik dit soort aanbiedingen negeer? In de digitale wereld staat hoe dan ook een hele reeks vragen met twee hokjes achter mijn naam. Als ik het hokje ja niet aanvink, vinkt het systeem automatisch nee aan. Ik huiver alweer, maar nu voor de consequenties van mijn pogingen baas-overheid-woningcorporatie-zorgverzekeraar-energieleverancier etc. uit mijn privésfeer te weren. In mijn dromen zie ik mezelf al uit een hemelhoge beslisboom tuimelen. (Boem boem boem baf!) Hoelang zal het duren voor ik op het matje geroepen word? En heb ik dan voldoende sterke argumenten voor mijn laten? Al huiverend blijf ik dat niettemin doen, want:

Ik wil niet dat mijn werkgever en mijn zorgverzekeraar mijn gedrag in mijn privédomein gaan surveilleren.

Ik wil niet met een black box, waarvan ik niet weet wat hij allemaal over mij en mijn cliënten registreert de wijk ingaan.

Ik wil de intieme observaties over mijn cliënten niet klakkeloos in digitale databanken dumpen.

Ik wil de tijd van mijn cliënten en mijn eigen tijd niet opofferen aan de registratiewoede, die als een zwam op het domein van de zorg woekert.

Er is nog zoveel wat ik niet wil doen.

Read Full Post »

Zelf kersen plukken

28082016

 

Mijn eer-eer-eer-eervorige leidinggevende zei me, ongeveer vijf jaar geleden, al: “Ach, ik werk nu zo lang in de zorg, dat ik het al wel drie keer voorbij heb zien komen: fuseren, centraliseren en dan de-centraliseren.” Opgewarmde soep, dus. Nu maar hopen dat we ‘m deze keer niet al te heet hoeven te eten. De damp slaat er nog aardig van af, als ik de mails van onze kersverse directeur lees. Onze huidige manager zegt, heel geruststellend: “Tja, zelf weet ik ook niet of ik straks deze functie nog heb.” De zorg wordt complexer, heet het, dus onze teams moeten kleiner en wij moeten ieder voor zich meer verantwoordelijkheid nemen. Ter bevordering van deze cultuuromslag zijn de teamondersteuners en de centrale bereikbaarheidsdienst alvast afgeschaft.

Net als de politiek lijkt ook onze bedrijfstop te denken dat in de zorg alles beter zal gaan als je het de mensen zelf laat doen. Ongelukkigerwijs hebben die beiden een lichtend voorbeeld, waarmee nogal eens gezwaaid wordt: de buurtzorg. Kleine teams, die middenin de wijk dicht bij de cliënt staan, organiseren helemaal zelfstandig de zorg, zonder al die dure kantoren en directeuren. Wat heeft dat fenomeen een goeie pers gehad, de laatste jaren! Daarbij is één ding stelselmatig onderbelicht gebleven: men deed al die tijd aan cherry-picking. Care zonder cure werd aan de andere zorgaanbieders overgelaten. Inmiddels wordt de hele voormalige AWBZ-zorg op die leest geschoeid.

Ouderdom is geen ziekte en dus hebben de zorgverzekeraars eigenlijk geen boodschap aan de broze oude dame die drie keer per week “bevend en vaak hakend in de mat” onder de douche geholpen moet worden. Ook de politiek lijkt te denken dat dat meer iets is voor de mantelzorg, of anders voor de gemeenten. Liefst moet ze het zelf blijven doen, totdat ze struikelt en een heup breekt. Dan past ze wel weer in het andere verdienmodel.

Zelf, bij het woord alleen al kruipen mijn nekharen overeind. Vanaf nu zijn wij als zelf zorg organiserend team “steeds meer” zelf verantwoordelijk. Voor het maken van de roosters, voor het opvullen van gaten in de personeelsbezetting, voor een gezonde bedrijfsvoering, voor de besteding van ons budget. Alleen ligt bij dat laatste wel één ding vast: het voortwoekeren van de digitalisering gaat onverminderd door. Koste wat het kost, want elders wordt er goed verdiend aan de angst straks niet mee te kunnen in de vaart der volkeren. Het is allemaal heel erg nodig, dat wel, want zorg nieuwe stijl vereist veel communicatie, via de mail en via andere databanken.

Word ik hier kregelig van? Ja, dat heeft u goed gezien! En dat niet alleen vanwege de privacy van onze cliënten, die ik vaak onvoldoende gewaarborgd zie binnen al die digitale overdracht. Het is ook de vanzelfsprekendheid waarmee voor al dat communiceren nooit expliciet tijd/budget beschikbaar wordt gesteld, zodat ik zie gebeuren dat mijn collega’s – en, godbetert, ikzelf! – in onze vrije tijd de modderstroom van onze werkmail gaan bijhouden. Maar misschien nog het meest dat onbegrijpelijke overboord gooien van een overzichtelijke, stabiele arbeidsverdeling. Daardoor worden wij – in mijn beleving althans – straks allemaal kleine bedrijfjes, waar drie mensen werken: Iemand, Iedereen en Niemand. Kent u ‘m nog? “Iedereen dacht dat Iemand het wel op zou knappen, maar toen bleek dat Niemand het had gedaan.”

Misschien kan ik maar beter zelf kersen leren plukken.

Read Full Post »

Mijn ei

04082016

Tegenwoordig heb ik dat niet meer, maar vroeger was ik af en toe bang dat ik nog eens gek zou worden. Met die zorg in mijn hart zat ik een keer tegenover een psychologe, die – vergeefs – probeerde mij gerust te stellen. “Er is niet zoveel mis met jou, hoor,” sprak zij, “Alleen: je accepteert je machteloosheid niet.” Het klonk uit haar mond alsof ik in één klap van al mijn neuroses verlost zou zijn, als ik dat ene, kleine dingetje maar als een ei van Columbus op het tafelblad zou weten te zetten. Pats, boem! en ik zou van mijn geluk verzekerd zijn. Misschien was ik te bang dat het een ongekookt ei was, want ik deed het niet.

Zo komt het waarschijnlijk, dat ik dertig jaar na dato nog steeds met dat ei rondloop. Niet meer op een lepel, wees gerust, het past gewoon in mijn handpalm, waar het een bescheiden hinder bij mijn handelen vormt. Ik weet nog steeds niet of het al dan niet gekookt is, dus ik sluit mijn hand er altijd voorzichtig omheen en als ik het even kwijt moet, zoek ik een veilig plekje voor mijn ei. Zie je: mijn ei.

Mijn ei. Misschien is dit wel een teken dat ik mijn machteloosheid heb geaccepteerd: ik verzet me er niet meer tegen dat ik het er zo nu en dan moeilijk mee heb. In mijn werk draag ik haar voortdurend met mij mee. Zoals laatst, toen ik aan de zijlijn stond toe te kijken hoe een verwarde oude dame mijn goede naam en eer dagelijks door het slijk haalde tegenover mijn collega’s. Zoals vorige week, toen een cliënt met psychiatrische problemen ons hele team zo gek wist te maken, dat wij haar niet in zorg konden houden. Zoals straks, wanneer er alweer iemand op wie ik erg gesteld ben gaat sterven. Het komt allemaal goed, maar uiteindelijk gaat alles teloor. Alleen: m’n ei blijft heel.

Tegenwoordig troost het mij, dat ik juist hierin de gelijkenis zie met Hem, die ik elke morgen zegen, omdat hij mij “naar zijn beeld geschapen heeft”. Ook Hij moet Zijn ei maar heel zien te houden, niet alleen in deze moeilijke tijden, maar Altijd. En natuurlijk is Hij Almachtig, maar Hij heeft ervoor gekozen ons de vrijheid te laten mens te zijn. In ruil daarvoor kreeg hij een stuk machteloosheid terug, dat als een ei in zijn hand ligt. Ik ben ervan overtuigd dat de Eeuwige het daar minstens net zo moeilijk mee heeft als ik. Betrokken blijven zonder door ingrijpen de goede afloop naar je hand te zetten, daar heb je heel veel liefde bij nodig.

Zo helpt mijn geworstel met mijn eigen kleine machteloosheid me om in deze wereld vol geweld een gaaf ei te zien. En als ik me soms afvraag waarom God het niet met een klap op tafel zet, dan bedenk ik me dat Hij wellicht ook bang is dat het een ongekookt ei is. Dat er misschien nog een kuiken in zit, dat uitgebroed wil zijn.

Read Full Post »

Vinkjes

09072016

Het was een woelige week in de zorg, zowel in de media als op mijn eigen werkplek. Hoewel ik zelf niet in een verpleeghuis werk, kon ik me moeiteloos invoelen in de verontwaardiging onder verzorgenden na de publicatie van een ‘zwarte lijst’ met verpleeghuizen door minister van Rijn. Graag zou ik op dit mijn schrijfplekje een zegje gezegd hebben naar aanleiding van de commotie die hierdoor is veroorzaakt. Maar ach, was binnen twee dagen niet reeds alles gezegd, en beter dan ik dat had gekund? Een paar uitspraken die me troffen:

. . . eerst wordt de hele ouderenzorg kapot bezuinigd en vervolgens krijgen wij zorgverleners er de schuld van en zouden wij ons werk niet goed doen… hoe frustrerend is het om elke dag te proberen om de zorg goed te laten verlopen, je bewoners een goed gevoel te willen geven, maar continu in de knoop komt te zetten met werkdruk, extra taken, extra papierwerk en ga zo maar door.

(een verzorgende aan het woord op de site van het vakblad Nursing)

Is de zorg hier slecht? Nee, we zetten niet genoeg vinkjes

(kop in NRC van donderdag 7 juni 2016)

Woorden als ‘registratiedrift‘ en ‘registratiedruk‘ zijn al jaren een vast bestanddeel in de noodkreten van zorgverleners over het beleid van overheid, verzekeraars en werkgevers in de zorg. De roep om voldoende mensen op de werkvloer en een beetje vertrouwen in plaats van nog meer regels en controle op de naleving daarvan klinkt steeds luider. Is men doof, daarboven bij de topsalarissen? Nog maar eens een citaat (meer dan twee jaar oud en eerder door mij geciteerd:

Deze registratiewoede is niet ontstaan omdat we inzagen dat patiënten ernstig tekort kwamen op het gebied van medicijnen en ingrepen. Inspecteurs, politici, zorgverzekeraars, bestuurders, managers, beleidsmakers, consultants, routeplanners, wethouders, raadsleden en computerfreaks hebben over de afgelopen twintig jaar een web rond ons werk gespannen dat almaar dichter wordt en waardoor we ons steeds moeizamer kunnen bewegen. Het gaat om mensen die nog geen gezondheidsprobleem in de gaten zouden hebben al zou het in de vorm van een nijlpaard op hun gezicht plaatsnemen.

(Bert Keijzer in Trouw)

Ondertussen had ik mijn handen vol aan mijn eigen werk en meer nog aan de emotionele impact die dat op mij had. Dat ik een overleden cliënt te begraven had reken ik er niet eens bij, dat is vrijetijdsbesteding. Nee, ik heb het over een voor mij persoonlijk – en voor heel ons team – buitengewoon belastende situatie, die bijna twee weken heeft geduurd. Het begon allemaal toen ik op een zondag een bejaarde dame hielp bij het douchen en aankleden. Alles verliep volgens plan, tot mevrouw op blote voeten (“droog m’n tenen maar even na als ik in de kamer zit”) voor mij uit de gang in liep, waar het zeil een beetje nat was geworden. Zij gleed uit en kwam op haar rug terecht. Een familielid en ik hielpen haar meteen overeind en in haar stoel. Op een enkel ‘haematoom‘ en een lichte ‘skin tear‘ op de linker arm na leek zij geen letsel te hebben en zij reageerde ook verder betrekkelijk laconiek op het gebeurde. Toch leek het me raadzaam om een van onze wijkverpleegkundigen te vragen in de middag nog even langs te gaan en te zien hoe de arm zich hield. Ook mijn collega zag niets verontrustends.

Toch bleek mevrouw de volgende dag een gebroken pols te hebben en twee dagen later kwam zij naar ons kantoor om zich over ons – en met name over mij – te beklagen. Het verhaal waarmee zij kwam was dermate onwaarschijnlijk, dat mijn collega de huisarts inschakelde en verder onderzoek instelde, zowel naar de mentale gezondheid van mevrouw als naar het ongeluk dat aan het begin van deze conflictsituatie had gestaan. Lopende dat onderzoek ging mevrouw door met beschuldigingen aan mijn adres, nu tegenover elke collega verzorgende die haar kwam helpen. Machteloos toezien was mijn enige optie. De verhalen werden met de dag grotesker, en al wist ik nog zo zeker dat mij werkelijk niets te verwijten was, toch ervoer ik de hele situatie als beschadigend. Ook op niets gebaseerde aantijgingen richten schade aan.

Uiteindelijk heb ik er bij mijn collega en onze manager op aangedrongen dat zij mij in bescherming zouden nemen tegen deze corrosieve stroom van negatieve uitlatingen over mij binnen ons team. Terwijl men juist alles in het werk stelde om mevrouw bij een andere zorgaanbieder onder te brengen, escaleerde haar toestand binnen één middag zozeer dat opname vereist was. Rust in de tent. Ruimte voor reflectie, of eerst maar verbijstering, want geen van ons heeft eerder zoiets meegemaakt. En dan maar weer gewoon verder met ons werk.

“Och, jee,” schrik ik bij mezelf, “in al die commotie heb ik nog niet eens een MIC-formulier ingevuld!”

Read Full Post »

« Newer Posts - Older Posts »