Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for oktober, 2015

Twijfels

25102015

Het kan even duren, maar antwoorden komen meestal vanzelf, en dit is er één: twijfel is het mooiste wat er is. Dat klinkt misschien twijfelachtig uit de mond van iemand die zozeer op haar gemoedsrust is gesteld als ik, en toch is het waar. Komt het doordat ik inmiddels een beetje gewend ben geraakt aan het gekrakeel in mijn hoofd en de slingerbeweging van mijn hart? Of doordat ik langzamerhand begin te leren dat je niet alles zeker hoeft te weten om een keuze te kunnen maken of iets te gaan doen? Heb ik wellicht eindelijk zoveel gevoel voor richting ontwikkeld, dat twijfel niet langer verlammend werkt, maar juist dat beetje beweeglijkheid brengt, dat ik nodig heb?

Heel lang heb ik mijn twijfels gehad over wat ik met mijn geloof aan moest. Ik voelde mij sterk aangetrokken tot al wat de mystici erover te vertellen hadden. Tegelijk schrok ik terug voor het absolute ervan, voor de totale overgave die het leek te vragen. Tja, zo kom je niet verder. Toen hoorde ik een vriendin bijna terloops dingen zeggen over “de Boeddha” en over de “totale illusie” die het menselijk leven is. Dat klonk heel groots, maar zij leek er zo mee vertrouwd, dat ik meende bij haar het antwoord op mijn eigen twijfels te moeten zoeken. Ik wachtte, maar het antwoord bleef uit, voor zover het haar betrof. Het duurde even en toen kwam het uit een andere hoek: uit mezelf, doordat ik zomaar iets heel doelgerichts ging doen met mijn geloof.

Nu kan ik natuurlijk de conclusie trekken dat het nirwana niet aan mij besteed is en ik me voortaan vol overgave in het samsara zal storten, maar dat zou pas echt twijfelachtig zijn. Nee, Goddank blijft de twijfel (is daar eigenlijk een specifieke ‘beracha‘ voor?) bestaan, al staat die me niet meer in de weg. En daarin hoop ik de beweeglijkheid te vinden, en daarmee de balans, om mij met hartstocht aan het tijdelijke te verbinden, maar dat tegelijk ‘sub specie aeternitatis‘ te bezien. Gelukkig (‘Baruch hasjem‘!) heb ik mijn werk in de thuiszorg, waar de twijfel tussen ingrijpen en terughoudendheid, tussen empathie en afstand, vaak goed van pas komt. Niet dat het daardoor allemaal gemakkelijker wordt, maar daar gaat het mij niet (meer) om.

De afgelopen week kon ik mijn hart ophalen. Al drie jaar lang kom ik bijna dagelijks over de vloer bij een paar bejaarde dames, die dan wel geen liefdespaar vormen, maar na een halve eeuw samenwonen een perfecte  haat-liefdevolle symbiose hebben ontwikkeld, waarmee men een kerk vol psychologen zou kunnen voeren. Soms schrijf ik in gedachten een psychologische thriller, waarin de één als een gevangene op bed ligt, terwijl de andere als een slovende slavin voor haar zorgt. De één smachtend naar, maar verstoken van onafhankelijk contact met de buitenwereld, de ander verbeten vechtend om die buitenwereld op afstand te houden. Die buitenwereld, dat zijn wij, dat ben ik.

Al drie jaar lang proberen wij daar op verantwoorde wijze, en volgens de visie van onze instelling, ‘belevingsgerichte‘ zorg te leveren. Daarbij moeten wij ons vaak in de nodige bochten wringen, teneinde om  de zorgende in de keuken beneden heen bij de zieke in de slaapkamer boven te komen. Al onze pogingen om veiligheid, comfort of zelfstandigheid van de zieke te bevorderen, stuiten op bezwaren waar geen speld tussen te krijgen valt. Van wie ze precies komen, blijft altijd onduidelijk. Al die tijd heb ik mij gehouden aan mijn voornemen die benauwende symbiose niet open te breken, maar hen beiden “hun proces te laten”. Nu het krankzinnige uithoudingsvermogen van de zorgende haar einde nadert en de angsten van de zieke toenemen, kan ik het soms bijna niet meer aanzien.

Daarom vroeg ik deze week aan de zieke, of zij misschien bereid was ervoor te zorgen dat wij een sleutel zouden krijgen, zodat wij in geval van nood naar binnen kunnen komen. Het antwoord was “ja”, maar niet buiten de zorgende om. Beneden in de keuken stelde ik dezelfde vraag. Hier was het antwoord “misschien”, maar niet buiten de zieke om. Het duurde even, maar het uiteindelijke antwoord kwam en dat was “nee”, uit de mond van de zorgende. De zieke zweeg. Als ik de stekeligheid van deze symbiose niet al had zien bewegen onder alle sluiers die er in de loop der jaren overheen gelegd zijn, dan voelde ik haar wel in de verdrietige verwijten aan mij, die ik in de keuken ingewreven kreeg, terwijl ik het avondlijke afwasje deed.

Wat moet ik daar, met mijn verlangen om dat zieke vogeltje uit haar kooi te bevrijden, of in ieder geval het deurtje open te zetten? Wil het zieke vogeltje dat zelf eigenlijk wel, of is het te bang om iets te willen? Wie ben ik om me daarmee te bemoeien? Laat ik er dit over zeggen: ik ben heel blij dat dit alles me niet onverschillig laat, maar even blij dat er een Eeuwigheid is, waarin dit alles zich oplost. “Laat los,” zeggen mijn collega’s bijtijds, en als ik nu even al mijn vensters weg klik, dan kijk ik uit op een stralend berglandschap, met een waterval. Daaroverheen geschreven de letters  י י ל , die me verwijzen naar God van de overgave. Roetsj, daar ga ik!

Read Full Post »

12102015

Op een vrijdagavond, niet zo lang geleden, vierde ik de ‘Ontvangst van de Sabbat‘ met een kleine Joodse gemeente hier in Amsterdam. Het was de laatste sabbat voor het feest van de ‘Vreugde der Wet‘. “We zitten eigenlijk nog in de tijd van de Soekot (het Loofhuttenfeest),” zei de rabbijn aan het begin van haar ‘drasja‘, “en in die tijd lezen we het boek Prediker.” Vervolgens vlocht zij het eerste deel van het negende hoofdstuk van Prediker door haar overweging, die mij trof door een authentieke pastorale warmte. Met zachte hand, maar met grote overtuigingskracht leidde zij haar toehoorders vanuit de engte de ruimte in, vanuit de somberheid naar de vreugde.

Op het eerste gezicht lijkt Prediker een neerslachtig boek. “IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid,” zijn de eerste woorden en de schrijver herhaalt ze bijna zo vaak als een componist de toonzetting van zijn muziekstuk, een muziekstuk in mineur. Je kunt echter ook anders kijken naar al dat ogenschijnlijke geklaag over de vergankelijkheid van het menselijk leven. En dan zijn triest en troostrijk helemaal niet zo tegengesteld aan elkaar als je dacht.

Wat de wijzen en rechtvaardigen tot stand brengen, is in de hand van God. Ook hun liefde, ook hun haat. Geen mens kan in de toekomst zien. Hij weet alleen dat ieder mens hetzelfde lot wacht. Ben je een rechtvaardige of een zondaar, goed en rein of onrein, offer je wel of offer je niet, ben je goed of zondig, durf je makkelijk een eed te zweren of ben je bang een eed te zweren – alle mensen treft hetzelfde lot. Dat is zo triest bij alles wat de mensen doen onder de zon; en hoe triest ook dat hun hart hun leven lang vol kwaad en dwaasheid is, en dat hun leven eindigt bij de doden. Voor wie nog leven mag, is er nog hoop; beter een levende hond dan een dode leeuw. Wie nog in leven zijn, weten tenminste dat ze moeten sterven, maar de doden weten niets. Er is niets meer dat hun loont, want ze zijn vergeten. Hun liefde en hun haat, alle hartstocht die ze ooit hebben gehad, ging allang verloren. Ze nemen nooit meer deel aan alles wat gebeurt onder de zon.

Bedenk dit eens wanneer je je zó druk maakt om iets dat je geen rust meer vindt. Of wanneer iets zo belangrijk voor je is geworden dat je geen oog meer hebt voor al het andere, hield onze rabbijn ons voor.

Vervolgens begon zij over onze calvinistische volksaard. Dat katholieken hier te lande daar niet vrij van zijn, ken ik uit ervaring, maar dat ook het Nederlandse Jodendom daardoor gekleurd wordt, was nieuw voor mij. Als wij niet somber zijn over het leven, dan worden we wel neerslachtig van onszelf. “Als ik om mij heen kijk, zie ik zoveel mensen die gebukt gaan onder een negatief zelfbeeld,” klonk het vanaf de ‘bima‘, “maar als ik naar de kinderen kijk, heb ik het idee dat we niet zo ter wereld zijn gekomen en dat het dus niet Gods bedoeling kan zijn.” Het zijn onze goede bedoelingen met elkaar die dat verdrietige effect hebben. En toen las zij de volgende regels uit Prediker, die in de NBV zoveel mooier zijn dan in welke andere vertaling ook. Liefst zou ik ze als een feestgewaad bij De Tien Geboden om de schouders willen leggen:

Dus eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan. Draag altijd vrolijke kleren, kies een feestelijke geur. Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven. Het bestaan is leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt onder de zon, dus geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven. Doe wat je hand te doen vindt. Doe het met volle inzet, want er zijn geen daden en gedachten, geen kennis en wijsheid in het dodenrijk. Daar ben je altijd naar op weg.

De vet gedrukte zin las de rabbijn twee keer voor, de tweede keer iets langzamer. En nu zwijgen. Wandelen, werken, zingen, dansen.

Read Full Post »

Tapoeach chinani

*

Kijk, die boom!
Hoe de wind kroelt door zijn takken
en zijn bladeren kust.

Daar in ’t park
plukt mijn lief zichzelf een appel,
lacht haar tanden bloot.

Oh, mocht ik een keer die boom zijn
en mijn lief de wind!
Ooit plukt zij mij als een appel,
blozend mooi.

Ha, wanneer breekt toch de dag aan
en zeg ik het haar:
“Kom, mijn lief, kom nu maar dwalen
in mijn tuin . . . .”

 

*

Hier is nog zo’n probeersel. De vertaling is een stuk vrijer, misschien ook beter te zingen.

Het leuke van dit gedicht, van Moshe Dor, is dat degene die spreekt niet verraadt of hij een man is of zij een vrouw. Dat is heel moeilijk in het Hebreeuws, een “seksistische taal”, grapt mijn leraar.  Zodra je zegt dat je iets doet, geef je je eigen gender al weg. Zo zijn er vier manieren om te zeggen: “Ik hou van jou.”

  • ani ohev otach – ik hou van jou (een man van een vrouw)
  • ani ohev otcha – ik hou van jou (een man van een man)
  • ani ohevet otcha – ik hou van jou (een vrouw van een man)
  • ani ohevet otach – ik hou van jou (een vrouw van een vrouw)

De truc is zorgvuldig elk werkwoord in de eerste persoon tegenwoordige tijd te vermijden. Niets doen, alleen verlangen. En dat niet zeggen, maar laten zien.

Dat Yehudith Ravitz het zingt maakt het nog mooier: de man op het plaatje is haar broer, haar geliefde is een vrouw.

Read Full Post »