Op de kop af drie jaar geleden at ik mijn eerste oester. Wat ik toen nog niet wist, is dat het meteen mijn laatste zou zijn. Al word ik honderdtwintig jaar, ik zal van mijn levensdagen geen oester meer eten. Niet omdat oesters niet lekker zijn of niet gezond, nee: oesters zijn treife en ik heb het op mij genomen om geen treife voedsel meer tot mij te nemen. De oester blijft voor mij alleen nog bruikbaar als beeld: van mijzelf, van de buitenwereld en van de mensen tot wie ik mij aangetrokken voel.
Vloek en zegen is die schelp, zegen en vloek. Afwisselend en gelijktijdig. Opgesloten of buitengesloten, kwetsbaar of zo verdomd alleen. Onhandige omhulling.
Jaren geleden heb ik een tijdlang ervaren hoe het is om zo’n omhulling te ontberen. Toen dienden zich andere metaforen aan om mijn zelfgevoel te verbeelden: een ei dat van het aanrecht was gerold, een wolkje eendagsvliegen boven een tuinpad, een vleugelloze vlinder die door onwetende kindervingertjes uit haar pop was gepeuterd. Soms voelde ik mij zo naakt, alsof ik niet alleen zonder kleren, maar zonder huid over straat ging. O, een omhulling!
Opgeschrikt door deze extreme ervaring kwam ik er gaandeweg achter dat het zoeken naar optimale eenzaamheid hoogstwaarschijnlijk mijn persoonlijke levensthema is. Tegelijk lijkt het alsof dat thema welhaast universeel is. Hoeveel mensen heb ik niet horen klagen over hokjes en keurslijven, terwijl ik verlangde naar geborgenheid? Waarom is voor nagenoeg iedereen de geslotene zoveel aantrekkelijker dan wie openlijk hunkert naar verlossing uit zijn of haar eenzaamheid? Waarom wordt onze weerstand sterker, wanneer degene die op intimiteit uit is zich opdringeriger betoont?
Het mooist lijkt het leven – de liefde – mij, als de oester haar schelp op een kiertje zet en de oceaan net doet alsof hij eraan voorbij zal stromen.
Maar er is en blijft die andere kant: één van mijn kinderen is, net als ik, behept met een mystiek verlangen. De laatste tijd heeft zij het niet begrepen “om een ongescepen“, maar zou zij het liefst zo doorlaatbaar zijn dat haar membraan tenslotte de wereld met al wat daarin is kan omvatten. In Oneindige Liefde. Onlangs zat zij tegenover mij, haar benen over de rand van de fauteuil, en wierp ze een citaat als een vlinder in de lucht tussen ons:
You are not a drop in the ocean. You’re the entire ocean in a single drop.
Jalal ad-Din Rumi (1207-1273)
*
Evenbeeld. En gelijkenis.
[…] ik als ervaringsdeskundige uiteraard over meepraten. Toevallig had ik het er recentelijk nog over, hier op dit weblog. En ongeveer tegelijkertijd las ik een artikel in de krant over de zegeningen van het […]