Als ik in het vakje hiernaast het woord ‘dood‘ invul en vervolgens op ‘zoeken‘ klik, dan rollen er elf bladzijden uit met titels van blogberichten, waarin dat woord blijkbaar minstens één keer voorkomt. Dat betekent dat een kwart van de ruim vierhonderd stukjes die ik heb geschreven direct of zijdelings over de dood gaan. Daar kan er dan nog wel eentje bij, nietwaar? Sterker, het is er al. Je leest het en het woord staat er al drie keer in, terwijl het nog nergens over gaat. Het wordt een persoonlijk verslag van een bijzondere avond.
Onlangs hoorde ik een lezing over “Sterven en rouw vanuit Joods perspectief”, die werd gegeven door Sasja Martel, de oprichtster van het Joods Hospice Immanuel. Het werd georganiseerd door Studievereniging Sechel, voor wie kol ha-kawod! Hoewel het niets te maken had met het plotselinge verscheiden van onze hoogleraar Jiddisj Shlomo Berger, geloof ik niet dat de lezing zo’n indruk op mij gemaakt zou hebben als deze toevalligheid er niet was geweest. En als ik niet een paar keer die avond het woord ‘eye-opener‘ had horen vallen, dan had ik nu een ander woord of een ander beeld moeten zoeken. Nu dus: mij werden die avond de ogen geopend, maar op welk perspectief?
Na een korte introductie over zichzelf, haar boek Sterk als de dood en het Joods Hospice Immanuel, begon Sasja Martel over de Joodse visie op leven en dood. Kort samengevat: zolang je leeft houd je je bezig met leven, de dood zal zich om jou bekommeren, wanneer de tijd daar is. “Je hoeft de engel des doods niet uit te nodigen,” zei ze en memoreerde de plotselinge zelfgekozen dood van Joost Zwagerman, die net de dag daarvoor had plaatsgevonden. Meteen brak de zon door. Dit alles was zo on-Janieks, en het viel ook nog eens in één keer door al mijn zeer-Janiekse gedachten heen naar beneden, tot het landde op de plek waarvan men zegt dat daar de wijsheid ontkiemt. Zoiets mag best een godsgeschenk heten.
Nu kan ik hierop ‘amen‘ zeggen en overgaan tot de orde van de dag en eerbiedig wachten tot het plantje groeit, maar waarom zou ik niet wat uitgebreider verslag doen van deze memorabele lezing? Er was meer waar ik wijzer van zou kunnen worden. Nog een keer kort samengevat: de Joodse rituelen rond sterven en rouw bieden steun bij het ontwikkelen van een fijnzinnige houding van respect tegenover de betrokkenen. “Vóór het overlijden staat de stervende centraal,” heette het en dat betekent binnen de Joodse gemeenschap dat een ieder de plicht heeft om een stervende niet alleen te laten. “Je gaat er binnen en houd je mond,” was het devies en naderhand werd duidelijk waarom: met al onze goede bedoelingen lopen we de kans om de stervende zijn proces te ontnemen en het in te zetten voor onze eigen worstelingen met het leven en met God. Het boek Job nog maar eens overdoen is heel gemakkelijk.
Verder zijn alle rituelen rond het eigenlijke overlijden en het begraven van de dode erop gericht de scheidslijn tussen leven en dood helder te houden. De dode wordt niet meer aangeraakt door de familie, maar – afgedekt met een wit laken – door vrijwilligers gewassen met lauw water en klaargemaakt om begraven te worden. Opbaren is er ook niet bij. Misschien zou je alleen het bidden van het Sjeimes-gebed als een brug over deze scheiding kunnen opvatten. Sasja Martel schrijft hierover:
Als alles erop wijst dat het leven ten einde loopt zegt men de ‘joodse geloofsbelijdenis’, Sjeimes genoemd: ‘Hoor Israel de Heer is onze God de Heer is één’. Men probeert het uitspreken van het woord ‘één’ (echad) te laten samenvallen met het moment van sterven omdat de eenwording van Gods Naam in deze wereld de uiteindelijke opdracht en bestemming is van deze schepping.
Als de dode dan begraven is, liefst in het bijzijn van de hele gemeenschap, dan gaat de aandacht naar de rouwende(n). De deur van diens huis staat een week lang op een kier. Binnen zit de rouwende op een krukje zo laag mogelijk bij de grond, met een gescheurd bovenkleed aan. Gedurende die week zal hij of zij niet werken, zich niet wassen, voor zichzelf geen eten klaarmaken. Alles maakt plaats voor het rouwen. Anderen nemen de zorgen voor het leven zolang over en weer heeft iedereen van de gemeenschap de plicht om dat huis binnen te gaan, teneinde de rouwende niet alleen te laten met zijn of haar verdriet. “Je gaat er binnen en houd je mond,” klinkt het opnieuw. Het initiatief voor en de regie over elk gesprek moet ondubbelzinnig bij de rouwende zelf liggen, om dezelfde reden als hierboven.
Denkend aan die 107 andere stukjes op dit blog, waarin de dood ter sprake komt, is dit zó anders dan ik gewend ben, dat ik er voorlopig niet van terug heb. Ik zie een pad de verte in lopen en natuurlijk komt onmiddellijk het Hebreeuwse woord ‘halacha‘ in me op. En een psalmvers:
Wend mijn oog af van al wat geen zin heeft;
geef, langs ùw weg, mij werkelijk leven.
(Ps.119:37, vert. Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde)
Als vrijwilligster in Hospice Immanuel kan ik alleen maar zeggen dat de joodse visie omtrent sterven eigenlijk gemeengoed zou moeten zijn.
Dank voor je reactie, Marion. Gemeengoed, dat is een verre horizon. Maar zoals je ziet: ik ben geraakt, en ik houd dat niet voor mezelf.
dank je Janiek voor je mooie woorden over mijn lezing en mijn boek. Het raakte mij…..Sasja Martel
Dat vind ik heel fijn om te horen, Sasja. Jij hebt mij ook op een heel bijzondere manier geraakt en op weg geholpen.
[…] degene die mij zo’n negen maanden geleden – zonder zich daarvan bewust te zijn – op weg gestuurd heeft. Onlangs heb ik haar boek, Sterk als de dood, gelezen. Opeens wist ik dat mijn hoofdstuk over […]