Onlangs werd mij op het werk de les gelezen over mijn omgang met cliënten. Eigenlijk over één speciale cliënt en door één collega, die haar eigen beroepshouding zo nu en dan graag als norm wil stellen. Ik zou mij ten onrechte een te persoonlijke of vertrouwelijke omgang met zorgvragers permitteren.
Sinds enige tijd ben ik zo ongeveer de vaste verzorgster van een vrouw die liefst alle zorg af zou houden. Zij is op bed gaan liggen, meteen nadat zij te horen had gekregen dat zij aan een zeldzame neurologische aandoening lijdt. Hoewel zij inmiddels daadwerkelijk in haar mobiliteit beperkt is, is die bedlegerigheid niet vanzelfsprekend: met de nodige hulp en hulpmiddelen kunnen mensen in haar situatie doorgaans nog lang hun zelfstandigheid bewaren. Haar probleem is dan ook van andere aard. Zij is bevangen geraakt door een extreme angst.
Zij kan niet voor- of achteruit. Haar comfort zone is zo klein dat je je met recht kunt afvragen of zij er überhaupt een heeft. Nu heb ik haar met heel veel geduld zover gekregen dat zij zich in ieder geval – stijf van de zenuwen – één keer per week door mij laat douchen. Naar eigen zeggen omdat ik haar “op haar gemak weet te stellen”, hoe klein dat beetje gemak dan ook is. Dat heb ik gedaan door haar, zonder in details te treden, te vertellen dat ik uit eigen ervaring weet hoe die angst voelt. Ik ben er namelijk van overtuigd dat een dergelijke zelfonthulling de ander kan bevrijden van overbodige schaamte en uitzicht kan bieden op betere tijden. Ik zit daar immers rustig en opgewekt aan de rand van haar bed?
En ondertussen ga ik met hetzelfde geduld op zoek naar haar kracht en blaas elk vonkje voorzichtig aan. Ik probeer haar vertrouwen in mij te verzilveren door haar over zichzelf en haar beleving te laten praten. Hoe kan haar angst woorden krijgen om mee weg te lopen? Waar liggen haar interesses? En welke daarvan kan zij inschakelen om de angst terug te doen wijken? Of het lukt, dat weet ik ook niet, maar zolang ik het probeer is er hoop en beiden wij de tijd. Dat moeten we toch, drie uur per week.
Let wel: dit mag allemaal niet. Je praat niet over je eigen privé-leven en ook niet over dat van de cliënt. Ja, maar …. Niks maar, je doet ’t gewoon niet. Dat is niet professioneel. Punt uit.
Nu heb ik, behalve de ervaring met extreme angst, nog een andere ervaring die me motiveert om te doen wat ik doe. Ik ken de hulpverlening ook van de andere kant. Toen het gezin waarin ik ben opgegroeid ontwricht raakte door de plotselinge dood van mijn vader, werden wij regelmatig bezocht door een maatschappelijk werkster van Pro Juventute. Waar was ik nu geweest als zij zich zo krampachtig aan de eis van professionele distantie had vastgehouden? Zij nodigde ons zomaar uit in haar grachtenpandje in het oude Hoorn, waar zij samenleefde met haar vriendin, een paar katten en zoveel boeken dat de muren geen behang behoefden. Zij leerde ons eten zoals men dat in Frankrijk deed: drie gangen met een stevig glas wijn. Zij toonde ons hun foto-albums, zodat ik wist hoe een kampeervakantie in Frankrijk eruit zag. En als wij de deur uit gingen, dan nooit zonder een arm vol boeken.
Ik heb veel aan haar te danken en daarom prakkiseer ik er niet over om die dankbaarheid “in te slikken”, nu ik op mijn beurt hulp verleen.
Goed voor jou. Ik begrijp werkelijk niet hoe je als verzorgende of verpleegkundige zo’n afstand kunt bewaren naar je cliënt. Ik bedoel maar: als je iemand steunkousen moet aantrekken is dat toch behoorlijk intiem… Jouw collega met die normatieve beroepshouding: A-verpleegkundige misschien? Die kunnen er echt wat van… doe mij maar de menselijke maat! Dus: zet ‘em op!!!!
[…] de eerste mogelijkheid heb ik het op dit blog ook al vaker gehad en ik hoop er binnenkort nog eens op terug te komen. Dan gaat het waarschijnlijk nog maar […]