Ik, de HERE, uw God, ben een naijverig God die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten…
Exodus 20: 5b
Voor Laura
Je zal niet veel ouder zijn geweest dan een jaar of vijf, toen je op een avond aan de etenstafel een mededeling deed. Alsof het een doodgewone belevenis van die dag betrof, vertelde je dat je jouw God had vervangen door een andere. Degene die je er tot dan toe op na had gehouden beviel je niet meer. Hij had zich te veeleisend opgesteld. Je moest altijd van alles van die God. Vanaf die dag had jij een andere, Salla geheten, die meer iemand van laat-maar-waaien was. Ziezo.
Op dat moment zag ik de verhalen met God van drie, vier generaties op een rij. De existentiële worsteling van mijn ouders en grootouders, waarin opstandigheid en onderwerping om de voorrang streden. Mijn eigen weg van rebellie naar mildheid-met-afstand. En nu deze mededeling van mijn jongste dochter. Het voelde als een beloning: ik had immers mijn uiterste best gedaan mijn eigen kinderen niet te belasten met een religie vol geboden en verboden, maar evenmin met mijn eigen zere plekken van wat ik als een veel te zwaar juk had ervaren.
Behalve schade en schande biedt niets zoveel kansen om wijs te worden als een leven met kinderen. Mijn mond viel open van bewonderende verbazing, toen ik dat kleine wicht daar naast mij, tussen een frietje een een schijfje worst, iets zag doen wat mijzelf eigenlijk nog niet eens echt gelukt was: zich tot God verhouden op een manier die bevrijdend was zonder meteen berooid te raken.
Hoe anders was ik te werk gegaan! Ten eerste had ik er veel langer over gedaan om in opstand te komen tegen de naijverige God die ik van mijn ouders had meegekregen. En toen het eenmaal zover was, zag ik geen andere mogelijkheid dan radicale rebellie en verwerping. Een poos lang dweepte ik met de gedichten vol levenswoede van Hendrik Marsman:
Ik sta alleen, geen God of maatschappij
die mijn bestaan betrekt in een bezield verband.
Maar op een dag zag ik hem – en mijzelf – in een weinig vleiende spiegel. In een gedicht van Hans Warren, dat ik vanuit mijn herinnering citeer, werd Marsman:
….. een Hollandse dominee.
Zet hem op een rots aan de Middellandse Zee,
dan zie je hem pas goed …..
Dit werd iets wat ik ging herkennen en beetje bij beetje begrijpen, in anderen en mijzelf: het ligt niet aan God en godsdienst of mensen al dan niet vrij zijn. Waar de ene mens zich door een godsdienst gesteund en geborgen voelt en bevrijd van die last van vragen en eisen die de menselijke (on)macht te boven gaan, blijft de ander zijn juk van ‘do’s en don’ts’, ook na verwerping van alles wat met God en religie van doen heeft, met zich meedragen. Alsof het niet op zijn schouders lag, maar in het diepst van zijn hart.
Sinds die dag kan ik me mijzelf niet meer voorstellen zonder dankbaarheid jegens die kinderen in mijn leven.
Mooi verwoord… Ik vind het erg interessant wat je schrijft, mede omdat ik nooit in een God geloofd heb, en ook niet echt met een religie ben opgevoed. Voor mijn zusjes en mij was het een individuele keuze om al dan niet met een God of religie in zee te gaan. Wij kozen voor niet… De schoonheid van de mens zit in haar ziel, of je dit nu op een opperwezen projecteert of niet…
Mooi geschreven!
bedankt voor je verhaal! misschien is het deze maand wel maandvansalla en kunnen we haam eren dmv heerlijkheden te bereiden in de keuken en offeren op de keukentafel 😉